Che: The Argentine


verdeler

acteur/actrice (12)




regisseur (1)


Wie in mei vorig jaar de berichtgeving volgde over het festival van Cannes, kon besluiten dat Steven Soderberghs nieuwste experiment niet meteen onder een goed gesternte in de zaal werd geprojecteerd. De meeste beroepsrecensenten bleven apathisch (of vielen in slaap), en hadden maar weinig goeds te melden over de meer dan vier uur durende biopic over de Cubaanse revolutionair Che Guevara. Uitzonderingen niet te na gesproken uiteraard, want Che blijkt een film te zijn die je ofwel bij de kraag grijpt of waarbij je vooral verveling voelt, een tussenweg schijnt er niet meteen te zijn. De jury bleef alvast wakker en bekroonde Benicio Del Toro met de prijs voor de beste acteur. Volkomen terecht, want Del Toro lijkt wel in de wieg gelegd om het titelpersonage te vertolken en levert een nagenoeg perfecte Che-incarnatie af. Che ging in Cannes in première in de originele versie van vier uur. Die versie werd ook integraal in de Amerikaanse bioscopen vertoond, maar Soderbergh was van meet af aan van plan om de film ook in twee delen uit te brengen. Om verhaaltechnische redenen vooral, al beweren cynische kwatongen dat Soderbergh dat vooral deed om de zitpijn wat te verzachten. Ook bij ons loopt de film in twee delen: het tweede deel komt in april in de zalen.
Soderbergh heeft in elk geval lef, maar dat wisten we al. Ja, de brave man maakt af en toe een publieksvriendelijke prent (Erin Brockovich, Out of Sight, de drie Ocean’s-films), zijn hart klopt schijnbaar toch vooral als hij volop kan experimenteren in vormgeving en vertelstijl. Deze biopic van Che Guevara kleurt dan ook niet binnen de lijntjes van het verwachtingspatroon: wie wil weten wat Che dreef koopt beter een goed geschiedenisboek of probeert een T-shirt met Che’s beeltenis te ontcijferen. Soderbergh kiest voor een te veelvuldig van de hak op de tak springend relaas over de daden van de man. De kapstok is Che’s (in zwart-wit gefilmde) toespraak voor de Verenigde Naties in New York in 1964, waar duidelijk is dat Che niet bij iedereen geliefd was. En zeker niet in Amerika, getuige de precaire relatie die de Verenigde Staten hebben met Cuba. Vanuit Che’s passage in New York springt Soderbergh herhaaldelijk terug naar de Cubaanse revolutie, vanaf het moment dat Guevara en Fidel Castro (die elkaar voor het eerst ontmoetten in 1955) samen met hun bondgenoten hun guerilla-oorlog startten, tot aan de val van dictator Batista.

Soderbergh en Del Toro gingen alvast niet over een nacht ijs voor dit project. Het plan om een film te maken over Che kwam al ter sprake tijdens de opnames van Soderberghs Traffic (2000), en Del Toro (die meteen toehapte) wierp zich als een bezetene op het leven van Guevara. Gedurende zeven jaar bestudeerde Del Toro zijn doen en laten, las zijn (dag)boeken en ontmoette hij vrienden en kennissen, familie en vroegere strijdmakkers van Che. De film werd gemaakt zonder Amerikaanse financiering: aanvankelijk was er nog interesse, maar van zodra duidelijk werd dat de film zo goed als volledig Spaans gesproken zou zijn en hoogstwaarschijnlijk in twee delen zou worden uitgebracht, trokken de Amerikaanse geïnteresseerden stuk voor stuk hun staart in. Uiteindelijk werd de film grotendeels gefinancierd door het Franse Wild Bunch en het Spaanse Telecinco/Moreno. Ook qua stijl en opzet ging Soderbergh eigenzinnig te werk: hij draaide de film bijna volledig digitaal met handcamera’s en koos dus niet voor de epische aanpak die David Lean-adepten graag met hun breedbeeldcamera’s in het rond strooien.
En is Che na die nauwgezette research en het indrukwekkend staaltje filmmaken de kool waard? We zijn er verdictmatig nog niet uit. Ja, de film is bij vlagen boeiend, de vertolking van Del Toro is fenomenaal en iedereen die inkijk wil op de beginselen van guerilla-oorlogvoering is er ook twee uur zoet mee. En toch heeft de film een lethargisch effect: het blijft log, zwaar op de hand, vermoeiend en haast ondoordringbaar. Een film die je eigenlijk twee keer moet zien vooraleer je weet of dit nu superieure kunst dan wel omhooggevallen kitsch is.

Vraag is of het een film is die je (onmiddellijk) opnieuw wil zien. Het is vooral een epos waarvoor je in de stemming moet zijn, en dat lukt misschien beter tussen de kussens van de eigen sofa met de voeten in een teil warm water dan in een cinemazaal na (of midden in) de stress van alledag. Of het een vlotte spurt richting bios gaat worden voor Che: Part Two na deze al moeilijke eerste zit… de jury is er zowaar nog niet uit. Ook al omdat twee maand lang is om de draad terug op te pikken voor nog eens twee uur trage cinema. Misschien was het een betere zet/zit geweest om de twee delen simultaan in de zalen te brengen.