The Nanny

Goed
The Nanny
1965
langspeelfilm
91 minuten

acteur/actrice (13)

Bette Davis Bette Davis → de kinderjuffrouw
Pamela Franklin → één van de kinderen
William Dix → één van de kinderen
Wendy Craig
Jill Bennett
James Villiers
Maurice Denham
Jack Watling
Alfred Burke
Harry Fowler
Angharad Aubrey
Nora Gordon
Sandra Power

regisseur (1)

Seth Holt

producent (1)

Jimmy Sangster

director of photography (1)

Harry Waxman

scenarist (1)

Jimmy Sangster

beeldmonteur (2)

James Needs
Tom Simpson

productieontwerper (1)

Edward Carrick

componist (1)

Richard Rodney Bennett

1965 was precies een goed jaar voor schrijfster Merriam Modell alias Evelyn Piper. Niet alleen haar uit 1957 stammende Bunny Lake Is Missing kreeg een gelauwerde filmversie, ook haar The Nanny uit 1964 werd met de nodige aplomb verfilmd. Met dank aan de Hammerstudio’s, die – met wat hun laatste zwartwitfilm zou blijken te zijn – nog maar eens bewezen ook buiten het fantastische genre hun mannetje te kunnen staan.

The Nanny is een door Seth Holt voortreffelijk geregisseerde chiller die (aanvankelijk) netjes The Bad Seed-kaart trekt. Hij doet echter meer dan dat, daar in het script ook plaats is voor maatschappijkritiek waardoor het tegelijkertijd een psychologische karakterstudie is die evenveel gemeenschappelijk heeft met Repulsion als met The Bad Seed. Een tienjarige jongen terroriseert zijn ouders en oudere kindermeid en heeft misschien zelfs een hand in de dood van zijn jong zusje. De narratie vangt aan met de terugkeer van de jongen naar het ouderlijk huis nadat hij twee jaar in een psychiatrische instelling zat. Genezen blijkt hij geenszins, al is de vraag die steeds prominenter op de voorgrond komt wat nu eigenlijk de rol van de kindermeid is in het verhaal. Mary Poppins is ze in elk geval niet.

Het enige dat je The Nanny kwalijk kan nemen is dat de twist in het eind de film iets te geforceerd een andere richting uitstuurt, maar dat euvel kan je veel thrillers met een dubbele bodem verwijten. Wie niet maalt om die plotse stuurslag, mag zich opmaken voor een fijne portie spanning. William Dix is in elk geval uitermate creepy als billenkoekverdiener die graag een galg loopt te knopen en zich onomwonden als een kleine tiran gedraagt. Dix ambieerde blijkbaar geen acteercarrière, want hierna was hij enkel nog maar in Dr. Dolittle te zien.

Bette Davis gedroeg zich dan weer als een tiran op de set. Het boterde niet tussen haar en Holt, ze probeerde producent/scenarist Jimmy Sangster te verleiden en de legende wil zelfs dat ze – toen ze op een bepaald moment de griep had – uit de glazen van andere castleden dronk of zelfs open en bloot in hun gezicht hoestte. Geinig. Aan Davis’ acteerprestatie valt in elk geval niets af te dingen: net als in haar horrortweeluik met Robert Aldrich – What Ever Happened To Baby Jane en Hush Hush..., Sweet Charlotte – toont ze zich opnieuw een meester in het genre. Het feit dat haar dubbele personageagenda lange tijd in nevelen is gehuld maakt haar acteerprestatie extra boeiend. Oorspronkelijk zou Greer Garson de hoofdrol vertolken. Ondanks dat die toch al had toegezegd aan Sangster, besloot ze uiteindelijk om de rol toch niet te aanvaarden.

Al is de uiteindelijke ster van de film uiteindelijk misschien toch wel Holt, die heel wat spanning weet te genereren door subtiele suggestie te evoceren en zo het beste haalt uit een sterke cast. Het is niet voor niets dat Christopher Lee hem een van de beste en meest onderschatte Britse regisseurs ooit noemde. Een mooie omschrijving voor het métier van een man die uiteindelijk slechts zes films zou regisseren, maar ook als monteur van heel wat Ealingtitels hoge ogen wist te gooien.

Alex De Rouck