Turquaze
verdeler
acteur/actrice (15)
regisseur (1)
Kort door de bocht glijdend zouden we na het zien van “Turquaze” kunnen concluderen dat er een hemelsbreed verschil is tussen onze allochtone medemens in Molenbeek en die in Gent. “Turquaze”, het debuut van de Gents-Turkse cineast Kadir Balci laat zich immers in niets vergelijken met de schelmenkomedie “Les barons” van Nabil Ben Yadir.
Balci schuift de bulderlach grotendeels op een zijspoor en kiest voor weemoedige stijlkenmerken om zijn integratieverhaal te kaderen. Dat hij daarbij uit het hart filmt is duidelijk. “Turquaze” (leuke titel trouwens) mag dan wel het verhaal van een familie zijn, het is duidelijk dat de geschetste situatie perfect toepasbaar is op tal van allochtonen die in ons land zijn geboren, en willens nillens geprangd zitten tussen twee culturen. Het is niet anders bij Timur (uitstekend vertolkt door Burak Balci, de broer van de regisseur), die na de dood van zijn vader in een identiteitscrisis terechtkomt. Timur is perfect geïntegreerd in onze Vlaamse klei: hij heeft een job als suppoost in een museum, spreekt vlot Vlaams (met sappige Gentse tongval) en heeft een relatie met de (schijnbaar) immer wulpse Sarah (Charlotte Vandermeersch, eerder onder meer te zien in “Dagen Zonder Lief” en “Loft”). Na de dood van zijn vader blijft zijn moeder tijdelijk in Istanbul wonen, en Timur besluit om zijn vader te eren door lid te worden van een plaatselijke fanfare, een droom die zijn vader ooit koesterde. Wanneer vervolgens de eerste ontmoeting van Timur met Sarahs ouders faliekant afloopt, komt het tot een breuk tussen de twee. En zullen zowel Timur als Sarah keuzes moeten maken…
“Turquaze” valt op door een uitgekiende beeld- en geluidsregie. Kadir Balci smeert de melancholie uit in mooie scènes die door de passievolle soundtrack van Absynthe Mindeds Bert Ostyn welhaast van het scherm knallen. Besluiten dat dit een film is die zich traag maar zeker een weg naar het filmminnend hart baant, is niet ver naast de waarheid. “Turquaze” doet niet aan hokjesdenken en laat zien (zij het subtiel en nooit boodschapperig) dat zowel de autochtonen als allochtonen eigenlijk allemaal dezelfde menselijke problemen hebben, al rept Balci met geen woord over racisme of sociale uitsluiting. Het was dan ook niet zijn bedoeling om te moraliseren of grote problemen aan te kaarten. Gelukkig, want “Turquaze” drijft op de golven van een mooi verteld verhaal, en gaat over mensen, niet over (gestigmatiseerde) bevolkingsgroepen.
Dubbel jammer en helaas dat we even moeten blijven stilstaan bij een paar schoonheidsfoutjes en detailkritiek. De centrale verhaalscharnier voegt weinig toe aan het vrij voorspelbare gegeven van een Vlaams-Turkse liefdesrelatie, waardoor de subtielere scènes waarin vooral de sfeer primeert vaak met de meeste pluimen aan de haal gaan. De manier waarop de droom van Timurs vader zich vertaalt in een schilderij van een besneeuwd dorp in het museum bijvoorbeeld. Of Timurs nachtelijke tocht doorheen zeepbellen. Of de scène waarin Timur voor het eerst in de fanfare mag spelen. Uiteindelijk hebben ook kleine ‘wegwerpmomenten’, vaak met Gentse couleur locale gebracht door onder andere Johan Heldenbergh, meer resonantie dan de nogal geforceerde manier waarop Balci de verhalen van Timurs broers in het geheel integreert om de dramatische boog onnodig groter te maken. Het zorgt op het einde dan wel voor een gesloten verhaalcirkel, maar zeker de korte afdaling in de misdaad van Timurs jongere broer was niet echt nodig.
Hier en daar trappelt Balci dus iets teveel ter plaatse om van een echte topper te kunnen spreken, wat niet wegneemt dat “Turquaze” dankzij de vele sterke scènes en de welhaast tastbare weemoed geïnspireerde en inspirerende cinema is. Stap binnen die bios, en laat je aangenaam verrassen.