We schrijven het jaar 1388. Op het eiland Wihwa kondigt de Koreaanse generaal Yi Songgye aan dat hij heeft beslist om niet verder te trekken naar noordoostelijk China, waar hij samen met de Mongolen tegen het leger van de nieuwe Mingdynastie hoort te vechten. In de plaats daarvan wil hij terugkeren naar Kaesong om daar de Goryeodynastie omver te werpen. Het gros van Yi’s manschappen lijkt de bevelen aan te nemen, tot militair Joong ze in twijfel begint te trekken, waarop de generaal hem laat doden. Aanvankelijk weet soldaat Jang Sa-jung zijn medesoldaat nog te redden, maar uiteindelijk moet ook hij het onderspit delven, al slaagt hij er wel in om met zijn leven weg te komen.

Elders slaagt de piraat So-ma erin om een schip te enteren dat gouden boeddhabeeldjes en slavinnen vervoert. Wanneer een van de bemanningsleden per ongeluk een van de beeldjes in de zee laat vallen, springt eerste matroos Yeo-wol er achteraan. Onderwater ontmoet ze een licht gewonde walvis waar ze al onmiddellijk een grote affiniteit mee voelt.

Drie jaar later ontdekt de bemanning van So-ma dat hij bereid is zeven piraten op te offeren om de autoriteiten tevreden te stellen en vervolging te vermijden. Yeo-wol komt in opstand, verslaat haar voormalige kapitein en neemt de leiding over.

Rond dezelfde tijd krijgt de bemanning van een schip dat het koninklijk zegel en de naam voor een nieuwe dynastie – Joseon – vervoert een baby walvis in het zicht. De bevelhebber beslist om jacht te maken op het dier, maar zijn schip wordt al snel tot zinken gebracht. Tot overmaat van ramp eet de walvis het koninklijk zegel op.

Het duurt niet lang voor verschillende partijen elk om hun eigen redenen op zoek gaan naar de walvis om het zegel te recupereren, waaronder een bandietenbende die geleid wordt door de gedeserteerde Jang Sa-jung, de piraten van Yeo-wol en de regering zelf. Het resulteert allemaal in een wilde klopjacht en een aantal dodelijke schermutselingen tussen de verschillende geïnteresseerde facties.